Maria Montessori werd op 31 augustus 1870 geboren in Chiaravalle, een klein plaatsje bij Ancona, Italië. Na haar middelbare schooltijd aan de Regia Scuola Tecnica Michelangelo Buenarotti kiest ze, tegen de gewoonte van de tijd aanvankelijk voor de studie voor ingenieur, maar later voor de medicijnenstudie. Ze is daarmee een van de eerste vrouwelijke medicijnenstudenten van Italië en in 1896 de eerste vrouwelijke arts.

In augustus 1896, een maand na haar afstuderen, wordt Maria Montessori uitgekozen om Italië te vertegenwoordigen op een internationaal vrouwencongres in Berlijn. Haar toespraken tot het congres worden zeer enthousiast ontvangen, maar Maria Montessori weigert zich tot ‘beroemdheid’ te laten kronen door de pers en besluit een wetenschappelijke carrière na te streven. In november 1896 komt ze in het Santo Spirito-ziekenhuis in Rome in contact met ‘idiote’ kinderen. Ze ontdekt dat deze kinderen helemaal niet ‘idioot’ zijn, maar dat ze zich, volstrekt verstoken van enig speelgoed of leermiddel, nooit hadden kunnen ontwikkelen. Zij trekt zich het lot van deze kinderen aan. Ze verdiept zich in de psychologie en de pedagogie en ontwikkelt, geïnspireerd door het werk van de artsen Itard en Seguin, zintuiglijk ontwikkelingsmateriaal.  Zij reist naar Engeland, waar het Vijfde Internationale Montessori Congres gehouden wordt. Hier spreekt zij voor het eerst over het voortgezet onderwijs, en lanceert het zogenaamde Erdkinder-plan.

Nog in 1936 vestigt zij zich in Nederland, waar inmiddels het hoofdkwartier van de Montessoribeweging is gevestigd. In Laren wordt een montessorischool geopend, waar Maria Montessori van plan was vijf maanden per jaar les te geven. In oktober 1939 verlaat zij Nederland met haar zoon Mario om een reis naar India te maken. In India geeft zij een groot aantal lezingen, georganiseerd door de theosofische vereniging. Ook geeft zij montessoricursussen en ontwikkelt ze ideeën die beschreven worden in 'Door het kind naar een nieuwe wereld'. Het uitbreken van de Tweede wereldoorlog maakt dat die reis ruim zes jaar zou duren, tot 1946. In dat jaar keert zij terug naar Nederland, waar zij in 1950 benoemd wordt tot Officier in de Orde van Oranje Nassau en een eredoctoraat ontvangt van de Universiteit van Amsterdam. Ze bezoekt het 9e Internationale Montessori Congres in Londen (mei 1951) en geeft nog een cursus in Innsbruck. Na een serie lezingen in Italië keert ze terug naar Nederland. Op 6 mei 1952 overlijdt zij, een paar maanden voor haar 82ste verjaardag. Zij ligt begraven in Noordwijk. De kern van haar methode wordt meestal samengevat in de uitspraak: ‘Help mij het zelf te doen’; alle opvoeding is in principe zelfopvoeding. Er zijn verschillende boeken verschenen over Maria Montessori en haar methode. Uitgangspunt is dat een kind een natuurlijke drang tot zelfontplooiing heeft. Opvoeding en onderwijs moeten daarop inspelen, door de juiste omgeving en materialen te bieden. Daarnaast wilde ze kinderen laten zien dat alles op aarde met elkaar verbonden is en geen enkele gebeurtenis in de wereld op zichzelf staat. Ze gaf dit vorm in Kosmische Opvoeding en Onderwijs (KOO). Tijdens KOO wordt vakoverstijgend gewerkt. Hierin zit onder andere aardrijkskunde, geschiedenis, natuuronderwijs, biologie en burgerschap. 

Nog steeds bieden onze scholen een omgeving die kinderen uitdaagt en stimuleert. Een omgeving die het kind het vertrouwen geeft om het ‘zelf te doen’.